de allerjoodste vrouw
in mijn tuin zingt zij met ijle zang
de lied'ren van ver daar voor
ik luister en hoor haar vogelklanken
vlinderen naar mijn oor
het bankje bij het kreupeldicht
beschermt haar voor de wind
en duwt de ergste stralen licht
opdat zij niet verblind
verzameld aan het stekedraad
staan de magere skeletten
van Josh van Esther en van Arpád
hen zingt ze haar coupletten
van ijzige kou zingt ze en sneeuw
die noch de honden noch de wakers deren
die horen niet de schreeuw
waarmee wil zij haar angst bezweren
een lichaam dat wil vluchten
geen enk’le uitweg ziet
haar lijf draagt nu de vruchten
gebundeld in verdriet
ik reik haar glas en even
wandelt ze in mij
en roept zichzelf tot leven
maar is ook weer zo voorbij
ik schilder zand in d’ ogen van ‘t verleden
daarvoor is de tijd nu rijp
en troost me met het heden
dus ‘k zit erbij en onbegrijp
ik draag haar frêle hand
wit en bruin dooraderd
op eigen stoel in eigen land
waar nu haar einde nadert
ik druk een laatste afscheidskus
op lippen bleek en blauw
en besef ineens zij was het dus
de allerjoodste vrouw
de ogen dicht de borst is stil
ik zeg een laatste bêe
dat zij nu krijgt zo God het wil
haar lang verlangde vrêe
Reacties op ‘de allerjoodste vrouw’
-
Mooi, maar waarom niet 'vogelklank' en gewoon 'bede' en 'vrede'?
Verwijderde gebruiker - 21-01-2017 om 14:33
-
laatste couplet vrêe en bêe is zuiver voor het ritme gedaan. Vogelklanken daarentegen heeft naast het ritme door én' er achter te zetten, een muzikale verbinding naar de volgende regel, M.i. versterkt dat in hoge mate de symboliek van 'vlinderen'. De melodie zingt door. Zou ik vogelklank geschreven hebben, dan stopt te abrupt de regel en volgens mij valt het vlindertje dan uit de lucht.
Istvan Koning - 21-01-2017 om 17:00
-
wat ontzettend mooi.
Verwijderde gebruiker - 22-01-2017 om 08:37