De Das en de rioolratten
.
Een fabel
Verkregen en Nemen
Graaf Das met zijn mooie gestreepte jas
voelde zich van zijn burcht niet de Heer
op die onzalige dag, die ene keer
toen heel zijn winterdis gestolen was.
Aan de balken alleen haken, lege,
weg ham, weg worst, weg de appelschijven,
weg de weck en de potten vol olijven,
weg was alles uit zijn hof en gaard verkregen.
In de verte klonk wel ‘n dreunend feestgedruis
van schorem uit hun riolen omhoog gekropen
zwelgend en lallend al zwaar bezopen
van de lage buit uit het hoogedel Huis
geroofd voor dit geteisem slempfestijn.
Maar op dit vies canaille, op dit grof gespuis,
op dit vuig rapaille hun voze volksvenijn
wacht de kater, die brengt de nota thuis.
Als je wilt, je met de rijke man zijn goed vermaken.
Je kan nooit meer slapen, je zult altijd moeten waken.
Guido van Geel
Reacties op ‘De Das en de rioolratten’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!