Ode aan de aarde
De hitte van de woestijn.
De ondoordringbaarheid van het oerwoud.
Jij
De woeste golven van de zee.
De wolken in de lucht.
Jij
De drukte van de stad.
Het geloei van een koe.
Jij
De snelweg naast niets.
Het kronkelige pad naar de rust.
Jij
Jij bant de aarde, degene die mij geduldig draagt.
Bomen worden omgehakt.
De grond is uitgeput
Ik
Oorlog wordt gevoerd, eeuwen lang.
Gif wordt gestrooid, er moet weer iemand dood.
Ik
Haast, alles heeft haast.
Een snelle hap uit de muur.
Ik
De economie heeft het gewonnen van de mens.
Produceren en consumeren, we vreten ons vol.
Ik
Ik ben degeen die het evenwicht verstoort.
Ik maak die mij draagt kapot.
Jij
Jij klaagt niet.
Een vulkaan spuugt lava.
De economie wordt gedeukt.
De regen valt hevig.
Een stad drijft weg.
Het waait hevig.
De wind laat zich zien.
Het leven ontwricht.
De lucht is vervuild.
Een vliegtuig stort neer.
Mensen worden ziek.
Jij
Jij klaagt niet.
Jij wachtgeduldig en liefdevol.
Het begrip komt vanzelf wel.
Jij kent geen wraak, geen rancune.
De mens is de meester van zijn eigen ondergang.
Jij bent een schuilplaats een veilige plek.
Wij zien dat niet, wat een gebrek.
Het begrip komt vanzelf wel.
Willem Sarlemijn
Reacties op ‘Ode aan de aarde’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!