Het Engeltje

Het Engeltje

We kochten een kerstboom, een kerstboom voor mij.
We kochten een kerstboom, met ballen erbij.
Met sneeuw op de takken, en groen op de grond;
Hij staat bij het raam, waar de schemerlamp stond.
Maar eigenlijk hoort er een engeltje bij.
Met zilveren vleugels van zij.
Met lachende ogen, alsof ze je kent.
Alsof ze wil zeggen; “Ik weet wie je bent”
Zo’n engeltje heb ik vanmorgen gezien
Ze kostte geloof ik maar één gulden tien
Mijn moeder zei nee, daar begin ik niet aan.
En toen ben ik stil naar mijn kamer gegaan.

Maar nu ik in bed lig, de beer in mijn arm.
De kamer zo donker, mijn wangen zo warm.
Nu is het alsof ik mijn engeltje hoor,
Ik voel zelfs haar vleugeltjes vlak bij mijn oor.
Ze fluistert; ik heb jou gezien,
Je keek naar mijn kaartje van “één gulden tien”
Je wilde me kopen, je moeder zei, “nee”
Dat vond ik wel jammer, ik wou met je mee!
En daarom ben ik uit de winkel gevlucht,
Ik vloog op mijn vleugels gewoon door de lucht.
Ja, morgen hang ik in jouw kerstboom mijn kind.
Ik ben wel benieuwd hoe je moeder dat vindt!

De volgende dag als we op moeten staan
Dan weet ik precies hoe het ‘s nachts is gegaan,
Mijn engeltje heeft me toen wakker gemaakt.
Ze heeft met haar vleugels mijn oor aangeraakt.
Ze hangt in de kerstboom dat heeft ze beloofd,
Ze had al een draadje van goud aan haar hoofd.
Of was het een droom? Of was het niet echt?
Jawel, ik was wakker ze heeft het gezegd!
Ik ren naar de kamer en kijk naar de boom……
Mijn engeltje hangt er, het was echt geen droom.
Maar dan kijk ik vader en moeder eens aan
Misschien is het toch wel heel anders gegaan!