vorige gedicht
volgende gedicht
vorige gedicht
volgende gedicht
Ziek jongetje
De dood was in mijn kamer op bezoek.
Men bood geen stoel aan. Hij stond in een hoek.
Onzichtbaar, goedig. Onze buurman zei
iets tegen opa. Opa…huilde hij?
Buurman vroeg zachtjes:’Weet je wie ik ben?’
‘Maar waarom dacht u dat ik u niet ken?’
Twee of drie dokters bij mijn bed. Ik zag
In hun gezichten dat ik op sterven lag.
Mijn trouwe kamer was vervuld van schrik:
iedereen was doodsbang, behalve ik.
Toen streek de dood me teder en heel vlug
door ’t haar en gaf me aan het leven terug.
‘Maar door de vriendschap die ik met je sloot,
zul jij een rare blijven,’zei de dood.
Reacties op ‘Ziek jongetje’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!