vorige gedicht
vorige gedicht
De Paashaas
De paashaas zet zijn oren recht.
Meneer pastoor heeft hem gezegd
vandaag komen de klokken aan.
Je hoort ze luiden ver vandaan.
Een kwartiertje gaat voorbij.
Het klokgeluid is nu vlak bij.
De klepels ziet men beieren.
Uit de klokken vallen eieren.
Lichtbruin, donkere en wit .
En één die nog in‘t kippengaatje zit.
Rond dat gaatje steekt een kip
die pikt de paashaas in zijn lip.
Daarvan komt zijn tand naar buiten
en gaan zijn beide oren tuiten.
De paashaas voelt wat achteraan.
Waar komt dat paasei nu vandaan?
Reacties op ‘De Paashaas’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!