Bloemkoolooievaar
Bloemkoolooievaar
Een reuze witte bloemkool
Was op een nacht op dool
Hij had een kleine spruit
Die wilde er vlug uit
Hij ramde en hij klopte
Hij wrikte en hij schopte
En dan met een fikse ruk
Was ‘t bovendeel plots stuk
Het kraakte langs de zij
En armpjes kwamen erbij
En op het laatst als toetje
Kwam één voor één een voetje
De witte bloemkool knarste
Tot hij kolerig barste
En ’t kleine mooie wichtje
Schreide zijn eerste gedichtje
Zo rozig en al zo prachtig
Zo magische en zo krachtig
Hij zag de sterren in de lucht
En een vogel in zijn vlucht
Een ooievaar kwam aangevlogen
Die zong zo blij en opgetogen
Toen hij aan een toren zwenkte
Zag hij een baby die hem wenkte
Hij zag het kleine wicht
En deed toen fier zijn plicht
Hij bond de baby deskundig in
Het verroerde zich geen vin
Hij nam de bundel in zijn bek
En strekte toen zijn lange nek
Klapwiekend steeg hij heel heel hoog
En zag de geboortestad waarheen hij vloog
Waar hij kort nadien ook lande
Zoals mama degelijk plande
toen was hij niet meer nukkig
met een mama zo gelukkig
toen hij zich zeer blijde
aan mama’s boezem vlijde
De baby werd toen heel erg moe
en z’n wonderoogjes vielen dan maar toe
Clôôde Mei 2004
Reacties op ‘Bloemkoolooievaar’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!