Zwanger van stenen
De lucht is zwanger van zware stenen.
Die drukken zich omlaag naar Moeder Aarde.
Platte keiën als loodrechte muren.
Loopgraven waarin de mens zich kan schuilen.
Schuilen tegen de dagelijkse regen van zorgen, beslommeringen en problemen.
De lucht is zwanger van keiën zo plat.
Als licht- en donkergrijze vijgen, pladijzen.
Opeen gestapeld als de vergeten muur van Berlijn.
Hastings komt weder na 3.000 jaar afbraak.
De geschiedenis als rode draad.
Muren als verdediging, oorlogen en oproer, opstand en geweld, haat, racisme, welgesteld.
Loopgraven van oorlog, loopgraven van adel.
Kastelen en burchten zo hoog.
Krak des Chevalier, miniversie in Gravensteen.
Belforten, kerken en kathedralen.
Monsters van pracht en praal.
De vergeten rijke stinkerd in God’s portaal.
Grafstenen in de zij- en middengang.
Betonblokken en zerken duwen dieper dan ooit.
Dood is dood en blijven liggen zult gij.
Vergaan met de pieren en vergaan met de dood.
De keiën maken muren, zwakkeren moesten verduren.
Het hoofd voelt de druk.
Van opeengestapelde keiën, rotsblokken, een hand groot. Niemand die daar van genoot.
Onderdrukken, apartheid, verdelen, beheren, arm en rijk, Westen en Oosten, gelukzoeker, vluchteling, armoedezaaier, verschoppeling.
Verstotenen der aarde, vergeten door God.
Al eeuwen, al jaren bouwen we muren om ons heen. Muren van zorgen, verdelen en heersen.
Lijnen in het veld, afbakenen op het kadaster.
Stenen die drukken. Platter dan vijgen.
Van drie uur tot vijven. Geen tijd meer, beklijven.
De kameel kijkt mij aan. Blij, een hunker. Zonder zorgen, geen pijn. Zo zou het nu zijn.
Muren beklimmen, graffiti op beton. Met hamers en beitels. Muren afbreken en bouwen. De zinloosheid aanschouwen. Trabant in de mist.
Een vierkante blokkendoos. Toen Putin spion was in Berlijn. Vervlogen tijden, vervlogen zorgen.
Zoveel beter, zoveel slechter. De hunker naar gisteren, sterker dan de toekomst van morgen.
Geluk is broos. Verdriet zo groot.
De keiën… ze duwen. Dieper drukken, het hoofd zo vol. Verwachtingen en zorgen. Zo vol, zo druk, lawaai, rumoer, altijd weg, nooit thuis. Wanneer eens thuis? Thuis is zo ver weg.
Tussen Antwerpen en Brussel. Tussen Brussel en Oostende. Tussen verwegistan, tussen vandaag en morgen. Een huwelijk, een feest. Tot driemaal toe, maar nooit weg geweest.
De blijvende vluchteling. Vlucht uit vandaag, altijd op weg naar morgen. Geen thuis, de zorgen.
Koffers als mammoeten op de verzengende hitte van macadam, gesmolten asfalt, de rimpels in beton.
Kneggedeng, kneggedeng. En ik hoor het alleen.
Een beitel. Beton in brokken. Het stof. De wind. Blazen heel ver. Grijs stof, grijs beton. Bruine zandkorrels in de woestijn. Roodbruin als een vos in zijn burcht.
Rammelen, roodgroene letters van bierhandel De Man. Stapels bier en drank. Vaten heffen en kratten tillen.
Het gezoem van Utrecht tot Meppel, de auto. Een aangekondigd monster. 1.500 kilo staal. Rubber schurend over elke rimpel in het asfalt.
De vogels ze fluiten. Hoor ze zich eens uiten. De zorgen voor morgen.
Hoe kan je in de toekomst leven als vandaag mijn gisteren hier nog staat?
Als het fluiten niet wil stoppen. Groenrode pestkoppen. Wil slapen, wil rusten.
De keiën vermalen, de brokken betalen. Zand zal terug zand zijn. Stof tot stof wederkeren.
De tijd verbindt de steden. Tot stof zult gij wederkeren. De muren blijven staan langs grachten en tramsporen. Opletten en vluchten voor de aankomende tram. In een bocht. Toeterdetoet. Ik kom eraan. Maar voor de kasteelpoort blijven wij staan. Allen tezamen.
Muren zo dik. Kruisvaardersburcht in Homs. Ik mis je… die muren, duizendjarige stenen, versmolten tot pracht. Muren van rust. Stof om te bezinnen. Stof om te beminnen. Homs, Aleppo, wat doen ze je aan? In rust een duizend jaar bestaan.
Kasteelburcht van de Koerden.
Toen kwamen de kruisvaarders eraan. Ridders van Gent en ridders van Malta. La Valetta precies.
Moslims en christenen. Een zorgeloos bestaan.
Kalifaat en khalifa. Andalousië en Irak. Perzië, Iran.
Waarom die verdeeldheid, al die zorgen? Waarom altijd vechten, die strijd en die haat? Niemand die daarom vraagt.
Palestina, de joden, een eeuwig conflict. Een garen, een kleur, rode draad van bloed, de dageraad, de morgen. Duizend jarige haat.
Hoe mooi was het ooit. De graansikkel, het paradijs. Fruit in alle kleuren. De humus, de morgen.
De zeevaarders, zij varen uit. Van Beiroet, Libanon. De mare nostrum bevaren. Schepen, kajuiten. Ceder trees. Dadels, vijgen, mago’s, graan en de wijn.
De wierook uit Jemen. Met qad, de drugs, bolle wangen, de rust, de vaak, de slaap, de zorgen verdrongen. Op weg naar morgen.
Reacties op ‘Zwanger van stenen’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!