Van de dingen die voorbij gaan
(van een platvloerse liederlijkheid)
Wij gingen naar Bommel om dubbel te zien.
Wij zopen wijn en bier, bralden en geilden
naar borsten, billen en grepen ze beiden,
in gleuven die draaiden om meer van dien.
Graaiden en grolden, onder grove grappen,
over wat wij wel zouden lebberen en doen,
gluurden met rode oogjes vol vochtig onfatsoen
tot borrelend klotsten onze laatste, grijze sappen.
Slaat de tere maagd haar wimpers neder
blozend schoon haar teint en strak in 't vel
wacht haar het minnespel van heen en weder.
In haar kruisje ontwaakt een losse lellebel.
O, zij deed het vaker, voor, achter en zo eerder,
hijgt: 'Stijve ram, harde beuker, kom, ik lust je wel'.
Vrij naar Martinus N./ Guido van Geel.

Ingezonden door
Geplaatst op
11-04-2016
Over dit gedicht
'Ik maakte een gat in het kroos', zei de dichter en zag een heel ver verleden.
Geef uw waardering
Op basis van 29 stemmen krijgt dit gedicht 3 van de 5 sterren.Social Media
Tags
Couperus Guidovangeel NijhoffReacties op ‘Van de dingen die voorbij gaan’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!