Pompeii
Een stad verlaten, een stad vergeten, een stad verloren, een stad vergaan.
Allemaal door zo'n stomme vulkaan.
Een stad bedolven onder het as,
weggeveegt van de wereldatlas.
Er heerst stilte zonder zang,
Alles vreest en is heel bang.
De duisternis waakt en het zonlicht staakt.
Het leven in de stad is nu voorbij, alles staat stil tot in mei.
Heel de grond begint te beven, het sprankelt nu van heel nieuw leven.
Vogels komen uit hun ei, want het rouwen is nu voorbij.
De dorst naar geluk is niet te lessen en struiken krijgen nieuwe bessen.
Bomen schieten nu omhoog, ze reiken tot aan de regenboog.
Er veranderen een heleboel dingen, zoals de vogels die beginnen te zingen.
De duivel vloekt van potverdorie, terwijl de aarde straalt in al haar glorie.
De geluksmeter gaat nu echt tot boven, dit alles valt nauwelijks te geloven.
Na regen komt zonneschijn ook al is de kans in theorie zeer klein.
Dit was het einde van dit verhaal, zoals je kunt zien in pracht en praal.
Reacties op ‘Pompeii’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!