De winter vreet mijn vingers op
De winter vreet mijn vingers op
en bijt vlijmscherp
tot op het been
De oren rukt hij van mijn kop
’t was nooit zo koud
waar gaat dit heen
Het vriest en sneeuwt al weken lang
de stenen stuwen uit de grond
Heer winter heeft ons in de tang
houdt lelijk huis
maakt het te bont
Pakken sneeuw doen daken zuchten
Pluimen rook uit baksteen schouwen
spiralen hoog
naar grijze luchten
waar ze luchtkastelen bouwen
Op straat vriest het verkeer zich vast
’t Is angstig stil geen vogel zingt
alleen een kraai die spokig krast
en heel ver weg
een klok die klinkt
De stad ligt er verlaten bij
eentonig grijs en wit getint
bedekt met ijzig koude brij
waar zelfs een kat zijn jong niet vindt
Reacties op ‘De winter vreet mijn vingers op’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!