Oude dag
Stil ligt hij in een hoek,
Stil rustig en gelaten,
Stoort zich niet aan bezoek,
Laat ze maar rustig praten.
Vroeger was hij ’t middelpunt,
Bij baas en kameraden,
Zorgde voor menig stunt,
Hij voelt zich nu verraden.
Een jong dat schaften ze aan,
Hij is nu overbodig
In de kou, laten ze hem staan,
Ze hebben hem niet meer nodig.
Dagelijks krijgt hij nog wel eten,
En moppert men ook op hem,
Maar beloning kan hij wel vergeten.
Ook is er geen werk voor hem.
Dat jong eist alle aandacht op,
En hééft me soms een drukte,
Maar nóóit krijgt ie op z’n kop,
Ook niet als ’t werk niet lukte.
Mopperend draait hij zich om,
Legt z’n kop op z’n poten,
Vindt al dat “gedoe†maar stom,
Ze zullen d’r kop nog wel stoten.
Hij draait zich nog eens rond
En moet een keer luid gapen.
Hij denkt; “Zak maar in de s….!â€
Ik kan nu tenminste rustig slapen.
Reacties op ‘Oude dag’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!