vorige gedicht
volgende gedicht
vorige gedicht
volgende gedicht
Gods berouw
De aarde verwoest,
Een kolkende zee.
’t Was niet zo ’t moest,
De zonde bracht wee.
De mens had verlaten,
Gods liefde en trouw.
Ze hadden Hem verraden,
En God had berouw.
Hij stuwde de baren,
In toomloos geweld.
Hun daden waren,
Voor eeuwig geteld.
Toen de aarde daar lag,
Vernietigd, verwoest,
Was ’t dat God zag,
Dat ’t ook zo niet moest.
Enkelen waren bewaard,
In liefde en trouw.
God voelde zich bezwaard,
En had berouw.
Hij keerde het water.
De aarde werd droog.
Hij stelde als teken voor later,
Zijn eeuwigheidpoort, de regenboog.
Reacties op ‘Gods berouw’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!