God, de jongen en de man.
Ik speelde met God, als dienaar en zanger.
Tot rond mijn tiende, toen mocht het niet langer.
Het kind werd groot, de verwondering dood,
van groeiende volwassenheid zwanger.
Ik speelde met God, in bos en moeras.
Wist ik veel, dat Hij, de Allerhoogste was.
Hij was mijn gezel, bij dag en bij nacht.
De verwondering hield mij vast in haar macht.
Ik leerde te werken, met getal en met taal.
Er was geen ontkomen, het moest allemaal.
Ik had maar te groeien, van jongen tot man.
Moet dat echt, zonder verwondering, dan?
Nu word ik ouder en hoef niets meer.
God en ik, verwonderen ons weer.
De mens is een godheid, van jongere rang.
Hij is een god, die zijn plaats niet meer weet.
Die dat wat hij is, steeds weer vergeet.
Daarom, is de mens, voor zijn afkomst zo bang.
Ingezonden door
Verwijderde gebruiker
Geplaatst op
30-11-2012
Geef uw waardering
Op basis van 4 stemmen krijgt dit gedicht 3 van de 5 sterren.Social Media
Tags
God Opgroeien VerwonderingReacties op ‘God, de jongen en de man.’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!