IJdelheid der ijdelheden

Een hoogedele hertenbok schreed
door het ritselende lover.
Zijn gewei weids vertakt en breed
wel dertig enters en nog over,
deed zijn kop gelijken op een takkenbos.

Een reebok van beduidend lager stand
liep daar intussen door de struiken
met op zijn kruin een gaffeltand
als klein gewei maar goed te gebruiken
voor als hij moet er om de geit op los.

Een haas, een van nauwelijks meer dan kompels
lag er te liggen in zijn leger lager
met op zijn kop alleen twee lepels
zoals dat heet bij de weidelijk jager,
die het er in deze fabel op aan laat komen.

Dat zag een konijn vanuit zijn schacht
en daarna de paniek bij de drie voornoemden
en hun vlucht uit alle macht
en de dood van eerst genoemde
Als een Absalom gegrepen door de bomen.

‘Vanitas vanitatum …’, riepen reeds de Ouden,
iets om te onthouden.

Guido van Geel

© Copyright guido

Ingezonden door

guido

Geplaatst op

18-08-2014

Over dit gedicht

"Het blauwe boekje", zei de kale jonker en stond ook niet in het rode.

Tags

Dierengedicht. Fabel Guidovangeel