het kind in het woud

Gestadig pompt je hart je bloed
bloed is leven, blijven leven,
je voelt het ruisen in je slapen
als je soms sluimert in de vroege avond,
het schemeruur
waarop de hond weer weet dat bij een wolf was
die met de roedel door de steppen joeg
en laaglijk builde naar de maan.

Maar wie ben jij ?
Droom je soms weg, wellicht heel even ?

Een blad sterft af wanneer de winter komt:
het dwarrelt langzaam naar beneden,
drijft nog even op het water
zinkt dan traagzaam naar de bodem van de vijver
en vleit zich in de koele malse modder
voor altijd.

Is dit nu alles ?
Soms droom je weg, wellicht heel even ?

In het woud wordt het licht door de kruinen getemperd.
De humus geurt koppig. Het kind wacht
geduldig, verlangend
op de terugkeer van haar broeders:
zij jagen: hun is bet woud
een speeltuin voor de driestheid
van bun harde speren:
die zij juichend planten in de zachte buik van de ree.

Reeds valt de avond, nog wacht het kind.
De eigen dagtaak is voorbij: het mandje bessen
en de korf met paddenstoelen zijn gevuld.
Het donkert en de bomen worden muren,
het kind een frêle vogel in een kooi van schimmen.
In de struiken huivert leven:
ongezien en geheimzinnig. Ook het kind huivert.

Dan splijt de stilte onverwacht.
Pal voor bet kind staat hij zijn zware kop
onrustig been en weer te schudden
en snuift haar geur en ook haar angst.

Dit kan niet zijn weet zij, want is dit niet
de heilige witte olifant,
die enkel ronddwaalt
in nachtelijke vuren
wanneer de jagers moe en dronken zijn
en zwijgend staren in de vlammen
terwijl de vrouwen wachten in hun hutten.

En toch: oog in oog peilt hij haar
zijn blik weerspiegelt
diepe nacht en eeuwig dolen.
Zij denkt: de wapens ketsen op zijn dikke huid:
hij is onkwetsbaar
maar als de speer diep
in zijn oog dringt dooft zijn blik
en zijgt hij sidderend neer
in pijn en bloed
en danst de jager juichend
op zijn prooi,
Het maakt haar droef.

Lang blijft bij staan. Dan plots
gooit hij het machtig hoofd omboog
en schalt de stilte briesend stuk.
Hij wendt zich om en gaat
en briest een laatste keer.

Tot zij de jagers terug hoort keren,
luidruchtig bluffend in de nacht,
blijft zij staren, waar bij stond
en naar het pad dat hij voor haar gebaand heeft.

© Copyright marcel bulckaert

Ingezonden door

marcel bulckaert

Geplaatst op

21-06-2014

Tags

Groei Mystiek Onderbewustzijn Puberteit