De Krekel en de Mier

Een krekel zat
Mager als een lat
op een tak, het had gevroren
dat het kraakte kon je binnen horen.
Waar juffrouw mier piepers zat te jassen.
Ze wist wat je hebt daar moet je goed op passen
want er sluipen altijd van die fiedelaars buiten boven
die loeren er op, om mij van mijn nijver werk te beroven.
En jawel,
daar ging de bel.
‘Dat zal de eerste wezen
die zal ik even gauw genezen’
En zij greep al naar haar kippenhiep.
Zij opende de deur met een bescheiden piep.
Maar nog voor Japie maar één kik kon geven, wham.
‘Ja, dat komt ervan
kon je toch zeker wel raden.
Ik neem maar geef geen karbonade’
Zie, ze stopte niet maar bleef maar hakken
en weldra lag de krekel in moten en in plakken.
‘Zo’, zei ze niet ontevreden en bezag het bloederig karwei.
‘Eerst niets dan flierefluiten maar nu is je mager vlees van mij’.

Leef je in de kunsten
Verwacht geen gunsten

Guido van Geel

© Copyright guido

Ingezonden door

guido

Geplaatst op

10-03-2014

Over dit gedicht

'Je mag niet spijbelen', zei Japie en had een andere rol.

Tags

Fabel Guidovangeel Lafontaine