Babel

Ik had een oom in Haarlem dat was een bûkakte vent
Daar moes ik soms logere met me Dellufse accent
Dan gingdie me verbetere: “Pinantie’ zegt men niet!
Zoiets heet hier een strafschop, de kanarie heet géén Piet”

Ik moch aan tafel ete met een gouwe vorrekie
Me ome deed aan tannis emme tante hokkiestokkie
En as der mense kwame zei hij altijd tegen mijn:
“Als jij nu eens je mond hield, zouden wij geholpen zijn”.

Hij schaamde zich de pleuris, dat zag ik onmiddellijk
Voor achtelukke Bartje uit die arme Delftse wijk
Maar tante kon geen kindere, ‘zo zielig’ vond mijn moe
Dus moes ik van ellende naar die makketakkers toe.

‘Je hebt twee rassen’, zei me oom, ‘ik hoop dat je het voelt’
‘De één is baas de ander knecht, zo heeft God het bedoeld’
‘Is dat nou wel zo eerlijk?’ durfde ik hem toen te vrage
daarna moes ik de afwas doen alle vekansiedage.

Me oom ging op een dag met tante naar de Euromast
Ik moch nie mee natuurlijk: ‘stel je veur, wat ongepast !’
Plots vloog de geiser in de hens, het vuur greep om zich heen
En ik imme pyjama stond daar moederziel alleen.

Ik stronterbij en keekternaar, de vlam sloeg in de pan
Ik dach toen bij me eige: " had ik maar een brandweerman
Zal ik ze effe belle ? maar hoe moet dat in die taal ?
As ik begin te prate hore ze hut allemaal !"

Hun villa is toen afgefikt, de brandweer kwam te laat,
De puinhoop stak mooi af tegen de kaste in die straat
Ik sprong van één hoog uit het raam, dat lukte mij nog nèt
Maar Piet die daar Kenarie heet, had ik toch mooi gered !

© Copyright Frans Voogt

Ingezonden door

Frans Voogt

Geplaatst op

17-12-2012

Tags

Bekakt