ISRAËL, MIJN UITVERKOREN VOLK UIT OUDE TIJDEN!

Israël, Mijn uitverkoren volk uit oude tijden!
-



Hoor Ik nu mijn kinderen zuchten, klagen,
en lijden onder Farao's slavernij?
Ik stuur Mozes in Mijn Welbehagen,
hij koopt ze met Mijn wondermachten vrij.
-


Mozes die dit hoorde zei met grote schrik:
"wie ben ik, want ik kan niet zo goed spreken."
God zei tot hem met enige vertoornde blik:
"Ik geef je Aäron mee, want die kan preken."
-


"Dat is fijn, maar wat zeg ik tegen Farao,
en namens wie mag ik dan zeggen dat ik spreek?"
"Ik Ben die Ik Ben, zeg dat zeer nadrukkelijk zo,
Ik ben de God der wereld, waar gij u op verkeek."
-


Farao die moest wat lachen om die woorden,
hij liet het volk nu stenen bakken zonder stro.
Negen plagen kwamen, die hem niet verstoorden,
hij hield toch hardnekkig vast aan zijn status quo.
-


Als laatste plaag laat God Zijn Almacht zien,
de eerstgeboren telg van mens en dier gaat dood.
Farao's eerstgeborene die mocht worden gezien,
werd daar die nacht door deze Engel van verderf gedood.
-


Farao die gilde van verdriet en grote haat,
vroeg aan zijn god om zijn kind te reanimeren.
Hij riep daarbij vertwijfeld:"gooi die Joden maar op straat,
geef ze maar van alles mee tot en met goud en kleren.
-


Toen Farao het volk had laten gaan,
zag God van ver reeds een ontmoediging.
Daarom gaf Hij het volk vroegtijdig te verstaan,
niet langs Filistijnen, dat is een slecht begin.
-


God zag bij die strijd, al spijtoptanten,
Hij hoorde hen al zeggen:" moet dat nou!"
bij de vleespot waren we trouwe klanten,
gauw naar Egypte terug, weg van de kou.
-


De start verliep voorspoedig, God ging aan hen vooraan,
dat was van ver te zien, in een grote witte wolk.
Bij nacht een wolk van vuur, een teken van Zijn Faam,
dat was bedoelt als gids en rustpunt voor Zijn Volk.
-


Aangekomen bij de zee konden ze geen kant meer uit,
Farao was daar reeds met zijn wagens om hen te vangen.
Mozes riep:"Lopen;" en geen wagen viel door enig kluit,
de zee werd droog, het vuur was er om Farao te stangen.
-


De vijand werd er door verblind en moest node wachten,
Gods volk trok zonder scha door de zee met verve.
Geen wiel dat brak, geen mens liep tegen een steen, zij lachtten,
Farao zakte wel met zijn wagens weg om te sterven.
-


Zo kwam het volk van God opnieuw aan land,
voor een reis naar de beloofde verte.
Voor elk vijandig land werd gevochten door Zijn Hand,
want de Heer ging hen steeds weer voor, om te beslechten.
-


De honger werd gestild met brood uit de hemel,
manna, heette het; en het viel neer als dauw.
Ieder kreeg zijn deel, zo was er geen gezemel,
nam je teveel dan kreeg je wel heel vlug berouw.
-


Vlees was er niet en het volk maakte zich mopperend zorgen,
waardoor Mozes nu dit ongenoegen besprak met zijn God.
Deze sprak, nu boos:"Ze zullen vlees gaan krijgen in de morgen,
en een maand lang eten tot het hun neus uitkomt, tot aller spot.
-


Na vele maanden kwamen zij bij Kanaän,
het door God al zeer lang beloofde land.
Spionnen werden uitgezonden, ieder naar zijn stam,
zij brachten rijke trossen mee, maar ook van schrik verlamd.
-


Er waren daar geen normale mensen maar reuzen,
die zorgden bij tien verspieders voor kippenvel.
Twee van de twaalf spionnen trokken lange neuzen,
en dachten bij zichzelf: "God helpt ons zeer zeker wel."
-


Bij Mozes terug gekomen vertelden zij hun bar verhaal,
die daar wonen, zijn Enakskinderen en zullen ons verslaan.
Zij kermden en maakten met woord en gebaar, veel kabaal,
die tien zullen daar nooit wonen, gaf God toen te verstaan.
-


Met deze tien werd toen ook het hele volk gestraft,
want zij beefden en jammerden allemaal van angst.
Door negatief te spreken werd Mozes ineens af geblaft,
door dit misbaar miste het volk van Israël een grote vangst.
-


Voor elke dag dat men spioneerde moest men voor straf,
een jaar terug de woestijn weer in, zij waren er 40 dagen.
Niemand van hen zag daarom het land Kanaän, maar wel het graf,
40 jaar liet God ze zwerven, een last haast niet te dragen.
-


Alleen die twee spionnen vertrouwden op de Heer,
de God van Israël die zij altijd weer opnieuw beleden.
Ook zij zwierven jaren rond en geloofden steeds weer,
dat zij het land eens zouden zien en binnentreden.
-


Jozua en Kaleb waren de twee die het land,
binnen mochten trekken na al die jaren van zwerven.
Wel zeer oud maar vol van krachten en goed verstand,
mochten zij door hun geloof in God dit land beërven.
-


Na 40 lange jaren; vaak vechtend doorgebracht in de woestijnen,
komt Mozes weer aan de Jordaan te staan en kijkt naar het Beloofde land.
God is daar ook en wil in de bergen zijn graf omlijnen;
"Ik breng jou naar een beter oord, waar je wandelt aan Mijn Hand.
-


U zegt wellicht waarom gaat Mozes niet naar binnen,
maar wordt in stilte, spontaan door God zelf begraven?
Dat heeft te maken door eigenwijs zelf iets te verzinnen,
hij moest spreken tot de rots en niet slaan, om het volk te laven.
-


Gods Grootheid werd daardoor teniet gedaan,
Zijn Naam werd niet, door Mozes en zijn broer, Geheiligd.
Dat kwam de beide broeders, toen heel duur te staan,
zij kregen straf, want zij hadden God ontheiligd.
-

Eenmaal terug in het land der vaderen, waren wonderen snel vergeten,
vanaf de richters tot en met de profeten ging het volk snel achteruit.
het heidendom dat sprak meer aan, dit heeft God hen dan ook verweten,
Hij strafte met verstrooiing, Hij gaf de vijand een zeer grote buit.
-

God gebruikte daartoe Nebukadnessar, nu de koning van Babel,
die roofde Gods Heilige Tempel helemaal leeg tot eigen gerief.
De geleerden Israëli's zette hij kien in eigen zadel,
bekroonde zichzelf daarmee als een meester dief.
-

Na vele jaren van verdrukking en onderworpenheid,
brengt God een kentering en mogen de Joden weer naar huis.
Zij mogen Gods Huis opnieuw herstellen in alle openheid,
en alle gouden schalen en drink gerei zorgden voor een fris geruis.
-

God opent nu Zijn Hemelvenster en daalt neer als redder der mens,
Hij is de beloofde Messias uit Juda's stam, de Sterke Leeuw.
Dan gaat de bevrijding komen als wij gaan leven naar Zijn wens,
Hij stuurt ons met een boodschap van een Eeuwig Gouden Eeuw.
-

Ook Yeshua is door Zijn volk niet zo welgevallig,
samen met een paar dieven hangen zij Hem aan een kruis.
Hiermee komt nogmaals een verstrooiing, heel erg gallig,
en nu jaagt de mens echt alle Joden uit hun huis.
-

Dat is de zwartste periode van Zijn volk,
bijeen verzameld, nog niet klaar voor de dood.
de verbrandingsovens maakten een dodelijke wolk,
zes miljoen stierven er, door de grootste idioot.
-

Ook nu weer, laat God Zijn Almacht en Grootheid zien,
er ontstaat een nieuwe staat, genaamd Israël.
Dat heeft de volkerenbond, besloten, zeer kien,
niet wetend dat God dit deed vanuit Zijn Hemël.
-

Nu wachten wij al vele jaren op Zijn komst,
en zeggen dan heel zeker, ja hier en dan daar.
Maar die gesproken meningen zijn wel vaak het kromst,
lees daarom goed je Bijbel, dan mis je echt geen haar.
-

Het gaat zoals de profeten melden, hij die wijs is en onderkent,
laten zich door God informeren, Zijn berekening is altijd goed.
Jesaja, Daniël, Ezechiël en Joël, zijn door Mij voorbestemd,
u te onderwijzen tijdens de alomvattende grote wereld gloed.
-

Wees dus daarom waakzaam en let op die grote Klok,
de klok van Israël die op slag van twaalven staat.
Bid tot God dat Hij u be-ware voor Zijn Grote wrok,
al Zijn Gezegenden bewaart Hij in Heilig gewaad.
-

Door Hem geïnspireerd en opgeschreven door Jiooda.

© Copyright Joop Gilhuis

Ingezonden door

Joop Gilhuis

Geplaatst op

04-10-2012

Over dit gedicht

VAN GESCHIEDENIS TOT HEDEN.

Tags

IsraËl