begin

ik was ongeveer zeven.

op school.

zandbak.

ik liet me vallen.

keihard.

toen het bloedde stopte ik.

ik keek ernaar.

en rende huilend naar de juffrouw.

ze vroeg wat er gebeurd was.

ik ben gevallen juffrouw.

over me veters.

ze geloofde me.

mijn moeder ook.

waarom niet?

ik was zeven.

overleven.