TWEEHONDERDSTE GEDICHT

TWEEHONDERDSTE GEDICHT

Het is kwart over een, 's nachts.

Ik zit in de kleine serre die we kabof ("klompenhokje") noemen en die mijn (ex-) schoonvader nog heeft gemaakt.

Het is stil, heel stil, en nog niet koud want het was vandaag een mooie, zomerse dag.

Het is stil, heel stil, windstil. Te stil om al naar bed te gaan.

Ik neem de sigaret die ik rook tussen wijsvinger en duim, kijk er van de zijkant tegenaan en zie de rook in het lamplicht omhoog kringelen.

Ik denk terug aan vandaag. Aan die bloedmooie kapster die vanmorgen mijn haar geknipt heeft. Wat wel weer nodig was.

Ik denk aan de mevrouw die ik de laatste twee jaar begeleid heb met boodschappen doen totdat ze in een verpleeghuis opgenomen moest worden. En die ik daar vanmiddag opgezocht heb. Ze zag er weer wat beter uit maar zal niet terugkeren in haar eigen huis.

Ik denk aan mijn moeder in het verpleeghuis, een ander verpleeghuis. Mijn moeder, die altijd de motor van het gezin was maar het nu, met haar bijna vierennegentig jaar, wel welletjes vindt.

Ik denk aan de twee cafés waar ik vanavond geweest ben.

Ze zeggen wel eens dat, als je dood gaat, dat je dan je hele leven in een flits aan je voorbij ziet gaan. Dat lijkt me twijfelachtig maar ik wil me even voorstellen hoe dat er uit zou zien:

Een heleboel verliefdheden, waaronder mijn kleuterjuffrouw en iemand die ik niet noemen zal.

Ik denk aan mijn ouders, die gezorgd hebben voor het warme nest dat ons gezin was.

Ik denk aan mijn vader die bijna tien jaar geleden overleden is.Gepassioneerd koorzanger in de katholieke kerk, eerst in Amsterdam later in Lochem. Trots op zijn kinderen.

Ik denk aan mijn moeder, zoals gezegd, de motor van het gezin. Die op latere leeftijd weer aan het werk ging om de financiële situatie van het gezin wat op te krikken. En die mij, na een mislukte kunstenaarscarrière, binnenloodste in het bedrijf waar ze werkzaam was. Een leeuwin die de leeuw overvleugelde.

Opgroeien in Amsterdam tot mijn twaalfde. De rest van mijn leven opgroeien in Lochem. Met drie lieve zussen, jonger dan ik. Waaronder een tweeling, wat ik altijd bijzonder gevonden heb.

De echte vrienden die ik gehad heb maar die weer uit mijn leven verdwenen zijn. Niet veel. Eigenlijk maar twee of misschien drie. Maar misschien leg ik nu de lat te hoog.

Hopeloos verliefd zijn maar er geen raad mee weten. Bang zijn voor seks. Niet weten hoe dat moet.

Veroverd worden door een vrouw. Gelukkig getrouwd en de twee erg lieve en mooie dochters gekregen waarop ik hoopte. Toch ook weer gescheiden. Twee keer gered door mijn ex: door met me te trouwen en door van me te scheiden. We hebben goed contact. Ik hou zelfs nog van haar. Maar toch was het goed zo. Ik denk dat het mijn schuld was. Maar ach.

Niet weten wat je worden wil. Mislukt op de kweekschool. Sorry: pedagogische akademie. Diep zwart gat. Uiteindelijk het leven nog aardig doorgekomen met administratief werk.

Katholiek opgroeien. Na het trouwen dertig jaar weg uit de kerk en een paar jaar na mijn scheiding weer terug, wederom als koorzanger. Met grote, blijvende twijfels.

En sinds een paar maanden gepensioneerd en aardig in goeie doen. Eindelijk mijn ideaal bereikt: rentenier.

Opa geworden van twee leuke kleinzonen. Had ook nog wel een kleindochter gewild maar dat heb je niet voor het kiezen.

Ik denk eraan dat ik zo vreselijk gek op vrouwen ben. Vooral op jonge en mooie. Wat misschien niet helemaal normaal is (?). Zelfs ook op vrouwen die zo jong zijn als mijn dochters. Of soms nog jonger.

Maar ik wil geen relatie meer. Met zesenzestig jaar ben je gesteld op je rust. Ik althans wel. En in bed maak ik trouwens niks meer klaar. En ik kan nu precies doen waar ik zin in heb. Maar kijken naar vrouwen doe ik nog steeds met veel plezier. Plagen is ook leuk. Of zelfs flirten. Of erom glimlachen.

Ik denk aan mijn oudste zus die me nu een bloemetje zal geven omdat dit mijn tweehonderdste gedicht is (Toch?)


Dat is het wel zo'n beetje.

De klok slaat twee uur. Maar het is nog steeds zo heerlijk stil.

In de kabof schijnt vredig de lamp en het is nog steeds niet koud.

Ik steek nog een sigaret op en kijk naar de rook die omhoog kringelt

© Copyright Hans Erkamp

Ingezonden door

Hans Erkamp

Geplaatst op

23-08-2017

Over dit gedicht

Een terugblik op mijn leven

Tags

Angsten Liefde Meisjes Vrouwen