Winter achter het glas
Op winterse dag,
Bij wintersweer,
Valt op hoe zeer,
Een vrolijke lach,
Ons warmte brengt,
En blijdschap mag,
Geen afgunst drenkt,
Ons hart zo teer,
bij zicht op menig veer,
die ons lieflijk wenkt,
naar witte winterpracht,
bij kou en winters weer.
Zo houden wij ons schuil,
In eigen huis en haard,
Hebben zoveel bewaard,
In kelder of voorraadkuil,
Blijven warm door vertier,
Aan delen vallen we geen buil,
Ook al schenken we met plezier,
Voor verlies zijn we vrijgewaard,
Tekorten voelen we als bezwaard,
Meeleven vinden we gemier,
Tot we komen in crisisnacht,
Dan vóélen we kou en wintermacht!
Egbert Jan van der Scheer
09-02-‘09
© Copyright Verwijderde gebruiker
Ingezonden door
Verwijderde gebruiker
Geplaatst op
09-02-2009
Over dit gedicht
We denken en kijken meer naar dieren vanachter het glas, als dat we de wereld intrekken om de echte armoe te zien